Foto: Sebastiaan de Groot
DEN HAAG – Donderdag 13 september werd de zesde editie van Prinsjesfestival officieel geopend. Prinsjesdichter Wout Waanders, afkomstig uit de provincie Gelderland (strategisch partner van 2018), droeg zijn PrinsjesGedicht van 2018 voor, waar hij eerder al meer over vertelde. In het gedicht klinkt het thema van 2018 door: ‘Democratie: Van ons! Voor ons! Door ons?! | Over toekijken of meedoen in onze democratie’.
Poppenkast
‘Op geen enkele partij’, zegt hij. De man buigt zich naar me toe en fluistert dat hij dat al jaren niet meer doet, dat de politiek eigenlijk één grote poppenkast is. Tegelijkertijd worden er in mijn hoofd allerlei gordijnen open geschoven.
1
Daar staat het mooiste meisje ooit op de
mooiste manier ooit van haar ijsthee te drinken.
‘ga dan op haar af,’ zegt Vincent, ‘schrijf anders
je nummer op een briefje’, maar ik doe niks.
2
Dus je schrijft, informeert Erik, maar doe je ook nog wat nuttigs,
vraagt hij, terwijl hij mij een plank aangeeft. We schroeven zijn nieuwe kledingkast in elkaar,
een doodnormale kale kledingkast, als een homp klei in zijn kamer,
met een plank die net niet past, maar ik zeg niks.
3
Ik lig op het strand tussen vijf Duitse gezinnen, lege plastic flessen,
en drie jongens die foto’s maken van hun aangespoelde zeemeerminnen
en zij zegt: deze vakantie gaan we lekker alleen maar luieren, en ik kijk naar de bergen,
heel in de verte wandelen mensen, wandelen mensen weg, maar ik doe niks.
4
Een vrouw met een grote ketting van purschuim legt uit
hoeveel beter deze schilderijen zijn dan die vreselijke volksmuziek,
en ik zie het publiek, dat mompelend lacht, terwijl de melodieën van
gisterennacht weer mijn hoofd binnen deinen, maar ik zing niks.
5
Hee. Ze zeggen, dat hij niet lang meer heeft,
(haar stem klinkt ongewoon rustig door de telefoon) wil je nog naar hem toe,
je wilde hem toch nog wat vragen – agenda open, vergadering in Utrecht, misschien vrijdag, en dan een vervanger, even denken hoe, en ik doe – ik doe niks.
6
Ik en alle kinderen zitten in het gras
terwijl voor onze ogen oom Joris,
achter een poppenkast gehurkt,
‘zijn jullie er klaar voor?’ zit te roepen.
‘zijn jullie er klaar voor?’
‘zijn jullie er klaar voor?’
‘zijn jullie er klaar voor?’
We zien hoe hij de poppenkast
weer opvouwt, teleurgesteld het huis in draagt.
Later zegt mijn vader dat je niet moet verwachten
dat er iets wonderlijks gebeurt,
als je alleen wat om je heen kijkt,
zwijgend in het gras blijft zitten.