Op donderdag 12 september 2019 werd de jaarlijkse Prinsjeslezing gehouden, dit jaar op de Spaanse Trappen van de Universiteit Leiden. Spreker dit jaar was Devika Partiman van stichting Stem op een Vrouw. Lees haar lezing hier.
‘De eerste keer dat ik heel duidelijk, onontkomelijk zag dat er iets mis was met onze volksvertegenwoordiging, was in de discussie over de figuur zwarte piet. In 2012 werd ik door een vriendin meegenomen naar een expositie over de geschiedenis van deze figuur in het Sinterklaasfeest. Ik was begin 20, en het was de eerste keer dat ik hoorde wat we nu allemaal weten: dat deze figuur natuurlijk gebaseerd is op de karikatuur van de zwarte mens. Ik had er achteraf gezien een blinde vlek voor. Maar nu ik het wist, dacht ik: zodra we deze kennis verspreiden, zodra meer mensen weten waar deze figuur vandaan komt en dat het mensen kwetst, is het probleem vast zo opgelost. Dat bleek een naïeve gedachte; de wil om de figuur aan te passen bleek lang niet bij alle Nederlanders aanwezig. Nederland voerde in de jaren erna een verhitte, met racisme doordrenkte maatschappelijke discussie over het onderwerp. Iedereen had het erover. Behalve onze politici.
Het overgrote deel van onze volksvertegenwoordiging zweeg de eerste twee, drie jaar als het graf. “Het is aan de samenleving”, werd er gezegd. En Rutte noemde de beroemde woorden: “Zwarte Piet is zwart, daar kan ik niets aan doen.” Ze gaven hun verantwoordelijkheid terug aan burgers, en durfden zelf hun vingers niet te branden aan het onderwerp. Terwijl het letterlijk hun werk is om de stem van het volk te zijn. Ik heb het jaren met verbazing aangezien; de onwil, het gebrek aan lef, maar ook – en daar zit de crux – de onkunde om te praten over racisme.
Het is niet toevallig dat in die jaren – net als nu, overigens – er geen enkele zwarte Nederlander in de Tweede Kamer zat. Het is niet toevallig dat in die periode de eerste Nederlandse partij werd opgericht die werd geleid door een zwarte vrouw, Sylvana Simons. Haar stem ontbrak, letterlijk. En met haar stem, die van vele anderen.
Ik sloot me kort na het bezoeken van de expositie die mij de ogen opende aan bij het collectief Zwarte Piet is Racisme, en leerde via betrokken historici en kunstenaars steeds meer over de vaak subtiele vormen van ongelijkheid die er in Nederland nog zijn. Zo werd mijn vrouw-zijn ook steeds meer iets waarvan ik me bewust werd. Ik ging langzaam begrijpen hoe ongelijke behandeling zich kon uiten. Dat er door je heen wordt gepraat op vergaderingen, bijvoorbeeld. Dat je ideeën niet altijd serieus worden genomen. Dat sommige mensen je liever vermijden of je ‘wel erg heftig’ vinden, als je een mening hebt. Dat je dingen meemaakt met mannen op straat, of in de slaapkamer, die je bewust maken van het soms fysieke gevaar waarin je verkeert. Of dat je soms niet weet of je wel evenveel verdient als je mannelijke collega’s.
Toen kwam 2016. Ik had een abortus, en Trump werd als president verkozen in de VS. Twee op zichzelf staande gebeurtenissen, maar voor mij waren ze onlosmakelijk verbonden. Donald Trump, een man die zich in zijn campagne herhaaldelijk racistisch en seksistisch had uitgelaten én tegen het recht op abortus was, werd president van een van de machtigste landen van de wereld. Hard bevochten rechten en verdragen, waaronder het recht op abortus en betaalbare zorg, stonden onder dreiging. Ik dacht: dat wat daar gebeurt, dat mag ons in Nederland niet gebeuren. Het toeval wilde dat ik me een maand na de verkiezing van Trump in Suriname bevond, op familiebezoek met pa en zusje.
Daar zag ik in een museum een flyer liggen met daarop de woorden: Kies bewust, Stem op een Vrouw. Wat bleek: een Surinaamse vrouwenvereniging had in 1996 die flyer gebruikt in een campagne die kiezers opriep om op vrouwen te stemmen. Ik was op het juiste moment op de juiste plek. Ik nam een foto van de flyer, en eenmaal thuis besloot ik iets in Nederland op te zetten. Het was toen een paar maanden voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2017, de timing was perfect.
Zo startten we met een groepje vrijwilligers Stem op een Vrouw. Inmiddels vormen we een kleine stichting, waarmee we ons vrijwillig inzetten voor meer vrouwen in de politiek. En dat doen we – al zeg ik het zelf – behoorlijk effectief.
Een van de middelen die we inzetten is de voorkeurstem. En om eens te checken of dat voor jullie van nut kan zijn, even peilen: – Wie van jullie stemt er meestal op de lijsttrekker van een politieke partij? Ook wel bekend als de eerste man op de lijst. – En wie van jullie stemt er meestal op de eerste vrouw op de lijst?
In Nederland vormen die twee groepen de grootste groep kiezers; het overgrote deel van de kiezers stemt op de eerste man en eerste vrouw op de lijst. Allemaal stemmen we blind op dezelfde mensen. We lijken vergeten te zijn dat we niet op een partij stemmen in Nederland, maar op een individu. Die keuze lijkt gecentreerd rond het fabeltje van “ik stem op de beste”, en dat de hoogste op de lijst wel de beste zal zijn. Dat is natuurlijk onzin, maar daarover straks in het debat meer.
Stem op een Vrouw legt daarom in online campagnes aan kiezers uit: wil jij meer vrouwen in de politiek? En wil je stemmen op iemand die bij jou past? Kijk dan eens naar de vrouwen die lager op de lijst staan. Want daar kan zomaar iemand tussen zitten die jouw idealen representeert. Door kandidaten met je stem te steunen die het anders wellicht niet zouden halen, kan je iemand tóch verkozen krijgen.
Nou, die tactiek werkt dus als een tiet! Sinds onze start zijn er bij de Tweede Kamerverkiezingen drie extra vrouwen verkozen. Dit was historisch gezien nog nooit gebeurd. In 2018 werden er in gemeenteraden door heel Nederland meer dan 100 extra vrouwen verkozen – waardoor zeker 10 gemeenten nu voor het eerst ooit een gelijke man/vrouw verdeling in de gemeenteraad hebben. En in 2019 werden in het waterschap en de provincies 42 vrouwen extra verkozen. Tot slot werden er recent, bij de verkiezingen voor het Europees Parlement, wederom maar liefst drie vrouwen extra via voorkeurstemmen verkozen. Daardoor is nu voor het eerst ooit de Nederlandse delegatie in het Europees Parlement voor de helft man en de helft vrouw. Daar zijn we ongelooflijk trots op.
Een van de extra verkozen vrouwen in het Europees Parlement is Samira Rafaela. Zij haalt niet alleen de gemiddelde leeftijd in het Europarlement naar beneden, ze is ook de eerste Afrocaribisch-Nederlandse vrouw in het Europees Parlement. Dat betekent een nieuw rolmodel voor jonge meisjes en vrouwen uit deze gemeenschap. Een andere van de andere vrouwen is Kim van Sparrentak, een ervaren klimaatactivist, waar veel jonge mensen met enthousiasme op hebben gestemd die zich anders niet zo vertegenwoordigd hadden gevoeld. Jonge vrouwen zoals Samira en Kim zorgen dat een nieuwe groep kiezers zich vertegenwoordigd ziet. Iemand die op hen lijkt, zowel qua idealen als qua leeftijd en achtergrond.
Wat wij met Stem op een Vrouw doen gaat over meer dan vrouwen in de politiek, het gaat over ruimte maken voor onderbelichte verhalen. Over mensen met andere ervaringen een plek geven in de politiek, en over een verlangen naar een inclusieve politieke sector. Willen we ruimte geven voor nieuwe mensen, dan moeten we kritisch kijken we hoe praten over onze politieke geschiedenis. Dit jaar bijvoorbeeld vieren we 100 jaar vrouwenkiesrecht. Dat feit alleen al, klopt niet. In het Europese deel van Nederland kregen vrouwen inderdaad in 1919 kiesrecht. Maar in 1919 waren ook de Antillen, Suriname en Nederlands-Indië nog deel van Nederland. Vrouwen daar moesten nog 30 tot 40 jaar wachten op hun stemrecht. 100 jaar kiesrecht dus, maar voor wie?
De twee namen die je in de vertelde geschiedenis van het vrouwenkiesrecht het meest hoort, zijn: Aletta Jacobs, de eerste vrouwelijke arts en fervent voorvechter van het vrouwenkiesrecht, en Suze Groeneweg, het eerste vrouwelijke Tweede Kamerlid. Twee bijzondere vrouwelijke pioniers. Maar we kunnen niet verwachten dat hun verhalen voor álle Nederlandse meisjes en vrouwen inspirerend zijn, daarvoor zijn vrouwen te verschillend. Gelukkig zijn er in de geschiedenis van vrouwen in de politiek nog veel meer verhalen. Maar we zijn ze vergeten, of we hebben een blinde vlek voor hun waarde. Ik wil een paar van deze vrouwen nu noemen.
Ik stel aan jullie voor: Thung Sin Nio, zij streed voor het kiesrecht voor Indonesische en Chinese vrouwen en werd ze in 1949 benoemd tot de eerste vrouw in de gemeenteraad van Jakarta. Angela Altagrasia de Lannoy werd in 1949 beëdigd in het parlement van de Nederlandse Antillen. In 1977 werd Lucina Elena da Costa Gomez-Matheeuws de eerste vrouwelijk premier van de Nederlandse Antillen. Evelien Eshuis. Zij was in 1972 het eerste openlijk lesbische tweede kamerlid. Tara Singh Varma. In 1994 was zij de eerste Surinaams-Nederlandse vrouw in de tweede kamer. Fatima Elatik, in 1998 de eerste moslima met een hoofddoek die politica was. Zij was overigens ook de eerste moslim ter wereld die een homostel trouwde. Otwin van Dijk, (een man ja) werd in 2012 het eerste Kamerlid in een rolstoel. Het was ook pas toen dat de Tweede Kamer rolstoeltoegankelijk werd. Jessica van Eijs. Zij werd in 2017 het eerste slechthorende kamerlid.
Als we niet oppassen, raken dit soort verhalen in de vergetelheid. Onze wetenschappers, historici en media – net als onze politici – worden nog dermate gerund door een homogene groep, dat we niet altijd de historische waarde inzien van dit soort verhalen. Daarom moeten we op alle niveaus waarop we verhalen verzamelen en vertellen, diverser worden. En in dat kader geef ik jullie graag een laatste gedachte mee.
Ik krijg vaak de vraag: “Leuk dat je politieke gelijkheid wilt, maar wat verandert er dan precies als dat er is?” En het enige eerlijke antwoord dat ik kan geven is: dat weten we niet. Ik weet niet of er dan iets verandert, want het is nog nooit voorgekomen. Onze democratie is nog nooit echt een afspiegeling geweest van het volk.
Dus help mij met een antwoord vinden op die vraag. Stem op mensen waar jij achter staat, én die behoren tot ondergerepresenteerde groepen. Dat is een stem voor échte democratie, waarin iedereen een stem heeft. Dank jullie wel voor het luisteren.’